Knie

Ottawa Knee Rules

Indicatie röntgendiagnostiek
 
1.De patiënt is 55 jaar of ouder
2.Geïsoleerde pijnlijkheid van de patella ( zonder botpijn elders op de knie)
3.Een pijnlijke fibulakop
4.De patiënt is niet in staat om de knie verder te buigen dan 90°
5.De patiënt is niet in staat om het been direct na het trauma te belasten en evenmin in staat om op de afdeling Eerste Hulp van het ziekenhuis vier stappen te doen ( niet in staat om twee keer het volle lichaamsgewicht op het onderbeen te zetten, ongeacht manklopen)

McMurray
 
Meniscus (vooral gericht op het achterste deel meniscus)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
Mediale meniscus: De cliënt ligt in ruglig.1 hand omvat het kniegewricht, 1 hand bij de enkel, maximale flexie knie, valgus knie en exorotatie van de voet naar 120° extensie.
Laterale meniscus: De cliënt ligt in ruglig 1 hand omvat het kniegewricht, 1 hand bij de enkel, maximale flexie knie, varus knie en endorotatie van de voet naar 120° extensie.
 
Deze test is positief wanneer een tastbare klik of een hoorbare dreun, dat ook pijnlijk is

Appley’s
 
Meniscus (techniek 11.24 en 11.25)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
-Appley 1 De cliënt ligt in buiklig met de knie in 90° flexie.
De therapeut plaatst zijn ene hand aan de mediale zijde van de talushals andere hand dorsaalflecteerd de voet maximaal. De onderarmen staan recht tegenover elkaar. De therapeut oefent afwisselend maximale exo- en endorotatiebeweging uit
Exorotatie -> mediale meniscus
Endorotatie -> laterale meniscus
 
-Appley 2 De cliënt ligt in buiklig met de knie in 90° flexie. De therapeut fixeert het bovenbeen met zijn eigen been. De therapeut plaatst zijn ene hand op de calcaneus zijn andere hand aan de ventromediale zijde van de talushals. De therapeut voert onder gelijktijdige tractie afwisselend een maximale exo- en endorotatiebeweging uit via de maximaal doorsaalgeflecteerde voet en het distale onderbeen.
 
Met deze test worden vooral de collaterale ligamenten, het kapsel en de kruisbanden op rek belast en de menisci ontzien.
 
De test is positief wanneer de bewegingsbeperking is in combinatie met pijn.

Steinmann 
 
Meniscus (techniek 11.26)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
Cliënt ligt in rugligging met gestrekte knie. De therapeut staat naast het te onderzoeken kniegewricht.
-Steinman 1 Stel: in de o°-stand wordt door middel van palpatie ventromediaal in de gewrichtsspleet een pijnpunt gevonden.
-Steinman 2 Stel: nadat de knie geflecteerd is, blijkt het pijnpunt naar dorsaal verplaatst te zijn.
 
Wanneer men een pijnpunt vindt ter hoogte van het ligamentum collaterale mediale en ter
hoogte van de gewrichtsspleet is deze test minder betrouwbaar, doordat zowel de mediale
meniscus alsook de band tijdens flexie van de knie naar posterieur bewegen.
 
De test is positief als het pijnpunt bij flexie naar dorsaal verplaatst.
 
Lachmann
 
Voorste kruisband
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met de knie 30° geflecteerd. De therapeut legt zijn knie onder het been van de cliënt. 1 hand fixeert het femur de andere hand transleert de tibia naar voren en plaatst zijn duim op de tuberositas tibiae
 
Een aantalfactoren kunnen de resultaten van de lachman test beïnvloeden. Deze zijn:
  • Een onvermogen van de patiënt om te ontspannen
  • De graad van de knieflexie
  • De grootte van de therapeutes hand
  • De stabilisatie (en dus ontspanning) van het dijbeen van de cliënt
 
De test is positief als de tibia naar voren beweegt en de concaviteit van het lig. patella wordt convex.
Varusstresstest
 
Meniscus (techniek 11.22)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met de heup en knie in circa 90° flexie.
 
Met deze test wordt vooral het middelste, en op het einde van de beweging voor het voorste deel van de mediale meniscus gecomprimeerd en wordt tegelijkertijd de achterste kruisband getest.
                                   

Valgusstresstest
 
Meniscus (techniek 11.23)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met de heup en knie in circa 90° flexie.
 
 
Met deze test wordt vooral het middelste, en op het einde van de beweging voor het voorste deel van de laterale meniscus gecomprimeerd en worden de kruisbanden getest.
Fluctuatietest
Hydrops patella (techniek 11.36)
Specificiteit:
 
Sensitiviteit:
 
 
De cliënt ligt in ruglig met een zandzak onder de knie.
De hand van de therapeut drukt en schuift op gelijkmatige en rustige wijze de recessus suprapatellaris vanaf proximaal leeg in de richting van de gewrichtsspleet. De andere hand wordt distaal en met de gespreide duim en wijsvinger aan weerzijden van het patellofemorale gewricht geplaatst en drukt de recessus infrapatellaris leeg. Met de vlakke andere hand kan de naar het centrum verplaatste intra-articulaire ‘hydrops’ vervolgens duidelijk zichtbaar van mediaal naar lateraal worden gedrukt. Je drukt in het kniegewricht 

Ballottement test 
 
Hydrops patella (techniek 11.37)
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met een zandzak onder de knie. De hand van de therapeut drukt vanaf distaald e recessus infrapatellaris leeg in het gewricht. De andere hand doet hetzelfde mt de recessus suprapatellaris vanaf proximaal.
De wijsvinger van de distale hand test het ‘dobberen’ van de patella op hydrops.

Schuifladetest (anterior drawer test)
 
Voorste kruisband
Specificiteit:
Sensitiviteit:
  • De cliënt ligt in ruglig mat zijn knie 80° flexie zonder rotatie.
De therapeut fixeert de voet door erop te zitten. Het is belangrijk dat de spieren zijn ontspannen bij het transleren. Met beide handen trekt hij het onderbeen naar voren.
 
-        Een instabiliteit van 0-5 mm kan letsel aan voorste kruisband of eventueel mediale
meniscus betekenen.
-        Een instabiliteit van 5-10 mm betekent veelal letsel aan voorste kruisband,
eventueel mediale meniscus, overrekking of partiële ruptuur van de mediale en/of
laterale kapselband.
-        Een instabiliteit van meer dan 10 mm betekent letsel aan voorste kruisband,
mediale meniscus, collaterale mediale band en eventueel mediale meniscus,
laterale kapselband, tractus iliotibialis en laterale collaterale band.
 
De test is positief wanneer een abnormale beweging van de tibia plaatsvindt vergeleken met het andere uiteinde van het gewricht.
Schuifladetest (posterior drawer test)
 
Achterstekruisband
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met zijn knie 90° flexie
 
De therapeut fixeert de voet door erop te zitten. Het is belangrijk dat de spieren zijn ontspannen bij het transleren. Met beide handen duwt hij het onderbeen naar voren achteren.
 
 Als, in vergelijking met de gezonde kant, enige speling bestaat dan kan er sprake
 zijn van een partiële ruptuur van de achterste kruisband. Bij een totale ruptuur
 voelt de schuifladetest uitgesproken zacht aan
 
De test is positief wanneer een abnormale beweging van de tibia plaatsvindt vergeleken met het andere uiteinde van het gewricht.
Gravity sign  
Achterstekruisband
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
De cliënt ligt in ruglig met beiden knieën in 90° flexie.
De therapeut ondersteunt de hielen en kijkt of 1 van de knieën meer beweeglijkheid vertoont.

Recurvatietest
 
Specificiteit:
Sensitiviteit:
 
Het ontspannen been wordt door de therapeut passief- via de grote teen van de bed opgetild tot een flexie stand in de heup van 30° is bereikt.